Feestelijk ORGELCONCERT
op zaterdag 20 april 2024 om 20 u,
waarvoor u vriendelijk wordt uitgenodigd.
met
Peter Waldner
Parochiekerk St Michiel, Cornelius & Ghislenis, Gildestraat 12 9870 Machelen (Zulte)
Voor deze gelegenheid hebben we, exclusief uit Oostenrijk, Prof. Peter Waldner te gast, docent klavecimbel, orgel en basso continuo-spel aan het Tiroler Landeskonservatorium en aan de Universiteit Mozarteum van Innsbruck.
Hij is internationaal gerenommeerd als expert van historische klavierinstrumenten en heeft al meer dan 55 cd-opnames op zijn naam staan.
De lijst historische orgels waarop hij speelde over gans Europa is indrukwekkend alsook zijn biografie.
Met “Joie de Vivre” wil Peter een, speciaal voor het orgel, aangepast programma brengen om te laten horen hoe
rijkelijk feestelijk en prachtig het historisch en recent gerestaureerde Cacheux- orgel van Machelen-aan-de-Leie kan klinken.
Waarvoor u vriendelijk wordt uitgenodigd.
I.S.M
de Kerkfabriek Sint-Cornelius & Ghislenus van Machelen-aan-de-Leie
______________________________________
Parochiekerk St Michiel, Cornelius & Ghislenis, Gildestraat 12 9870 Machelen (Zulte)
Recent gerestaureerde Cacheux- orgel (1730) van Machelen-aan-de-Leie
Historiek van het orgel van de Sint-Michiel, Cornelius en Ghislenuskerk van Machelen
Het Cacheux-orgel van 1730
Het orgel van Machelen-aan-de-Leie werd in 1730 gebouwd door de Frans-Vlaamse
meester Corneille Cacheux (1687-1738) uit Arras (Atrecht). Er werd vooraf een nieuw
doksaal – met daaronder de dis en de doopkapel – gebouwd, dat, net als de orgelkast
zelf, werd ontworpen door Cacheux. De prachtige orgelkast werd oorspronkelijk
uitgevoerd met alleen frontpijpen – dat zijn de pijpen die men ziet vanuit de kerk – in
het bovenste gedeelte van de kast, voor het zogenaamde ‘groot orgel’.
In het contract voor 1.600 florijnen werd bepaald dat dit 8-voets-orgel 2 klavieren van
48 toetsen zou hebben. Een eerste voor het ‘groot orgel’ met 13 registers en een
tweede (met 37 werkende toetsen) voor een ‘echo-werk’ met 5 registers dat lager
in de voet van de kast werd ingebouwd, vermoedelijk ergens ter hoogte van het
klavier. Het onderste gedeelte van de kast had dus eerst geen frontpijpen en was
nog volledig dichtgemaakt met panelen. De pijpen van het echo-werk stonden achter
deze panelen opgesteld en konden dus – met opzet – minder goed uitklinken, zodat
ze eigenlijk als een ‘echo’ t.o.v. het groot orgel klonken. Oorspronkelijk was er geen
pedaal- of voetklavier aanwezig en dat was in die tijd typisch voor instrumenten in
deze streek. Die waren ideaal geschikt voor Frans-klassieke manuaalliteratuur.deze streek.
Die waren ideaal geschikt voor Frans-klassieke manuaalliteratuur.
De uitbreiding van het orgel door Cacheux in 1731
Het is heel verwonderlijk, maar nog in dezelfde maand van de oplevering van het
orgel in februari 1731, kreeg Cacheux van de kerkfabriek van Machelen al een
aparte, nieuwe bestelling toegewezen voor de uitbreiding van dit orgel met een
klavier voor een zogenaamd ‘positief’ met 8 registers. De opdrachtgevers moeten
dus wel heel tevreden geweest zijn van het eerst geleverde werk! Daarvoor werd
– in harmonie met de bestaande kast – een nieuw en rijkelijk versierd kastgedeelte
met torens en bijhorende frontpijpen gerealiseerd in het onderste gedeelte van de
kast. Mogelijks had Cacheux al bij het ontwerp van het oorspronkelijk ontwerp de
mogelijkheid voorzien om deze uitbreiding in een later stadium op een verantwoorde
manier te realiseren, zoals hij dat ook al eerder in Brugge (O.L.V.) had gedaan. Deze
uitbreiding met een derde klavier maakte het orgel van Machelen (bijna 1600 pijpen)
uiteindelijk groter dan het Cacheux-orgel dat model had gestaan, namelijk dat van de
O.L.V.-kerk van Brugge (1721/1724). Dit laatste wordt momenteel gerestaureerd via
Agentschap Onroerend Erfgoed in gewijzigde, vergrote toestand: 598.000 euro.
De wijzigingen aan het orgel, na Cacheux
Na het plotse overlijden van Cacheux in 1738 (volgens Grégoir en de Waregemse
orgelbouwer Van Houtte was dat door verstikking na het inslikken van een spin
tijdens onderhoud aan het orgel van Tielt) werd het orgel verder onderhouden door
o.a. de orgelbouwers Van Peteghem uit Gent, maar deze verbouwden er niets aan.
In 1850 werden er belangrijke aanpassingen uitgevoerd aan het orgel door Leon
Lovaert uit Nevele, waarbij het echo-klavier verdween. Daarbij werd vooraf o.a. het
volgende overeengekomen: het pijpwerk van het echo-werk mocht gebruikt worden
voor een grotere klavieromvang van 54 toetsen. De pijpen van de Cymbale III van
het groot orgel mochten gebruikt worden voor het vervangen (en aanvullen door de
grotere klavieromvang) van bepaald pijpwerk van het andere vulwerk (Fourniture III).
Alle frontpijpen zouden vervangen worden en de Trompette en de baskant van de
Clairon moesten ‘nieuw gemaakt zijn van knoopen, ringen, tongen en voeten’.
In 1906 werden door François Joris uit Ronse helaas nog 4 registers vervangen
door andere eigentijdse romantische klankkleuren, waardoor de ‘kroon’ van het groot
orgel – Fourniture III en Cornet V – verdween, alsook Cromorne en Voix Humaine.
Het orgel liep schade op bij de bombardementen in 1918 en 1940 en het is bijna een
wonder dat het orgel er nu nog staat, als men foto’s van de kerk bekijkt van na de
bombardementen. In 1941 voerde orgelbouwer L. Daem uit Appelterre herstellingen
uit en in 1946 werden door J. Reygaert uit Geraardsbergen 'pédales separies'
geplaatst, waarschijnlijk een ‘aangehangen’ pedaalklavier zonder eigen pijpwerk,
aangezien Loncke de 16’ en 8’ van Joris (manuaal) zou herbruiken als pedaalspelen.
In 1962 werd het orgel door de firma Loncke uit Esen omgebouwd en daarbij
werden de aanpassingen uit 1906 ongedaan gemaakt. Samen met orgeldeskundige
Berten De Keyzer uit Gent – die het bestek en lastenboek opmaakte – beoogde men
om de verdwenen registers van Cacheux terug in te voeren aan de hand van nieuw
pijpwerk. Het echo-werk en de Tierce van het groot orgel liet men echter weg, alsook
de tremulanten en de rossignol. De Voix Humaine van het positief werd Nazaardeke.
Het meeste pijpwerk voor de 5 registers van het zelfstandig pedaalklavier werd vrijstaand
opgesteld achter het orgel, aan het raam. Van de oude klavieren en de mechanische registertrekkers,
die zich aan de achterkant van de orgelkast bevonden, is niets bewaard gebleven en zijn
er ook geen sporen meer terug te vinden, want op de betreffende plaats werd er door Loncke een
nieuwe eigentijdse speeltafel met 2 klavieren en pedaalklavier tegen de achterwand van de orgelkast
aangebouwd. Gelukkig werd de mechanische toetstractuur behouden. Er werd wel een electropneumatisch
systeem ingevoerd voor de tractuur van het toegevoegde pedaalklavier, alsook voor
het bedienen van de registers. Dit laatste gebeurt nu via de witte tuimelschakelaars boven het klavier.
De windlades werden ook vernieuwd.
De frontpijpen waren blijkbaar aangetast door tinpest en werden omgesmolten – met
toevoeging van nieuw metaal – tot nieuwe pijpen in 75% tin. Ook enkele andere
pijpen werden ‘hersteld’ van tinpest. Uiteindelijk was er nog bijna 50% van het
historische pijpwerk van Cacheux – al dan niet in originele toestand – over gebleven,
ongeveer 750 pijpen. De toonhoogte bedraagt nu 429 hz, terwijl dit bij Cacheux veel
lager moet zijn geweest: ongeveer 403 hz. Het pijpwerk werd daarvoor niet ingekort,
maar werd een halve toon opgeschoven op de windlade om deze verhoging te
bereiken. Het orgel telde vanaf toen 1666 pijpen en werd in deze toestand, samen
met het kerkgebouw, beschermd als monument in 1980.
Aangezien er nog weinig orgels van Cacheux bewaard zijn gebleven en er hier nog
een groot gedeelte historisch materiaal aanwezig is, is dit instrument nog een heel
belangrijke vertegenwoordiger van zijn werk.
In Hulste staat nog een klein 4-voetsorgel van Cacheux (1730) dat in 2007 volledig
in zijn oorspronkelijke staat werd gerestaureerd. Andere Cacheux-orgels: Waregem
(1734): staat sedert 1854 in gewijzigde toestand in St-Lodewijk Deerlijk en dat van
St.-Eloois-Vijve (1730) staat nu in Lozer. Brugge, St.-Walburga (1738): gewijzigd.
Brugge, Potterie (1734), Tielt (1732) en Oostrozebeke (vóór 1729): verdwenen.
Arras (St-Gery, 1719): toestand niet gekend. Abdij van Anchin, bij Arras (1738): enkel
de kast staat nu nog in Douai. Beide laatste orgels hadden oorspronkelijk 4 klavieren!
De optimalisatie van het pedaalwerk: uitbreiding met 3 registers
Het orgel bood door de uitbreiding met de pedaalregisters in 1962 reeds heel wat
ruimere mogelijkheden op gebied van repertoirekeuze, maar dit pedaalwerk bleek
echter wat te beperkt qua klankbeeld en klankkleur om voldoende evenwicht en
steun te bieden in de pedaalpartij bij het uitvoeren van grote orgelwerken. Een stevig
fundament onder de vorm van minstens een zelfstandig 8-voets-trompetregister
ontbrak hier om voldoening te bieden aan een optimaal en homogeen klankbeeld van het gehele orgel.
De kerkfabriek stelde daarom in 2018 Gert Amerlinck aan als orgeldeskundige en die
maakte op hun vraag, na een grondig vooronderzoek, een dossier op om het orgel
onder optimale omstandigheden in gebruik te kunnen houden. Na goedkeuring door
het Agentschap Onroerend Erfgoed van de toelatingsaanvraag van de kerkfabriek,
werd het klankbeeld van het pedaalwerk nu op een artistiek verantwoorde manier
geoptimaliseerd door het toevoegen van nieuw pijpwerk. Orgelbouwer De Munck-
Claessens uit Sint-Niklaas voerde deze werken uit en gaf het orgel tegelijkertijd een
grondige reiniging en egaliseerde eveneens de intonatie van het pijpwerk.
In het dossier werd voorzien om - naast de 30 pijpen voor het trompetregister - nog
2x 12 pijpen extra toe te voegen, zodat er - naast dit zelfstandig 8-voets-tongwerk -
ook nog een zelfstandig 16-voets-tongwerk (Bazuin 16’: voor een nog dieper
fundament in de baspartij) en een zelfstandig 4-voets-tongwerk (Hoorn 4’: als extra
solo-register voor bv. het spelen van een melodie) ter beschikking kwam.
Een 8-voetsregister klinkt op de normale hoogte, een 16-voets-register klinkt een
octaaf lager en een 4-voets-register klinkt een octaaf hoger. Voor gemeenschappelijke
tonen uit deze 3 registers wordt dan hetzelfde pijpwerk gebruikt. Dit systeem werd
identiek toegepast door Loncke voor zijn pedaalregisters Fluit 8', Fluit 4', Octaaf 2'.
De bekers van de 12 laagst klinkende pijpen van de Bazuin 16’ werden op halve
lengte uitgevoerd, zodat ze niet boven de orgelkast zouden uitsteken, gezien vanuit
de kerk. De 30 kleinste pijpen van de Hoorn 4’ werden – op aanraden van de pijpenmaker
Stinkens (NL) – in metaal gemaakt om een heldere toon te verkrijgen. De 24
grootste pijpen zijn in hout, voor een wat warmere, rondere klank in de baspartij.
Door op deze manier het klankbeeld van het pedaalwerk uit 1962 te optimaliseren,
werd er geen afbreuk gedaan aan de erfgoedwaarden van de historische kern van
pijpwerk en orgelkast, die in zijn huidige, ongewijzigde toestand verder in gebruik kan
blijven. Het conserveren en vrijwaren van deze overgeleverde historische kern in zijn
bestaande toestand was essentieel in dit dossier en dat werd hierbij dan ook 100%
gerespecteerd.
Wat vooraf ging aan deze uitbreidingswerken
Tijdens een stembeurt eind 2014 door Gert Amerlinck werd er een aantasting van het
tin van de trompetbekers vastgesteld. In eerste instantie werd er aan tinpest gedacht.
Aan orgelbouwer Joris Potvlieghe werd er raad gevraagd in verband met eventuele
conservatie- of behandelingsmogelijkheden. Men weet echter niet goed wat te doen
met dit momenteel veel voorkomend probleem bij historisch pijpwerk en ook naar de
juiste oorzaak heeft men nog het raden...
Prof. Patrick Storme van de Universiteit Antwerpen – die er ook bij orgels veel
ervaring mee heeft – heeft dan in 2015 een eerste onderzoek en metingen op het
pijpwerk uitgevoerd, waaruit o.a. bleek dat het gelukkig geen tinpest maar
tincorrosie zou zijn. Alvorens een afweging van bepaalde conservatie- of
restauratietechnieken zou worden gemaakt, was er volgens hem verder onderzoek
nodig, ook van de omgevingsomstandigheden in de kerk over een wat langere
periode, vooral i.v.m. relatieve vochtigheid en temperatuur.
Sedertdien worden die waarden systematisch gemeten en goed bijgehouden.
De kerkfabriek wou hier verder onderzoek voor opstarten, maar eerst diende een
Beheersplan te worden opgesteld, waar dit alles in gekaderd diende te worden en
waarbij men de beheersdoelstellingen en -maatregelen op korte, middellange en
lange termijn diende te omschrijven van de volledige kerk en de kerkomgeving. Dat
gebeurde in samenwerking met de gemeente en daarvoor werd studiebureau
Bressers ingeschakeld.
Enkele historici, aangesteld door het studiebureau, en dhr. Michel Lemmens van
Agentschap Onroerend Erfgoed zijn in januari 2018 langsgekomen om het orgel te
onderzoeken. Naast het conserveren en bespeelbaar houden van het orgel in de
bestaande toestand (zonder erfgoedpremie) gaf hij ook de mogelijkheid aan voor een
restauratie naar de oorspronkelijke toestand van Cacheux, maar met het behoud
van het pijpwerk uit 1850 van Lovaert (met erfgoedpremie). Raming: 500.000 euro.
Over de tincorrosie werd er aanvankelijk niet gesproken, maar bij navraag - op het
einde van het bezoek – werd dit als een detail omschreven in het geheel van de
restauratie. In de context van restaureren naar Cacheux diende het toegevoegde
zelfstandig pedaalwerk uit 1962 wel verwijderd te worden – wegens ‘conflicterend
met de erfgoedwaarde van het oorspronkelijk orgel’ – waardoor de repertoirekeuze
dan weer heel wat beperkter zou worden. Grote orgelwerken met pedaalpartij van
bijvoorbeeld Bach, zouden dan niet meer mogelijk zijn om uit te voeren.
Aangezien het duidelijk was uit een voorlopige versie van het Beheersplan van
april 2018 dat er zowel in het geval van conservatie als restauratie een grondig
vooronderzoek nodig was, stelde de kerkfabriek Gert Amerlinck toen al aan als
orgeldeskundige om een onderzoeksdossier op te maken.
Na overleg tussen de orgeldeskundige, de kerkfabriek en het studiebureau werd de
mogelijkheid van het 'conserveren van de huidige toestand' op volgende manier
omschreven in het Beheersplan: "Ten eerste is er de conservatie en het bespeelbaar
houden van het huidige orgel, inclusief de optimalisatie van al dan niet
waardevolle toevoegingen". De tweede mogelijkheid die dan werd omschreven,
was dan restauratie, zoals door dhr. Lemmens aangegeven.
Het Beheersplan is – na het raadplegen van o.a. alle kerkarchieven – een bijzonder
gedetailleerd document geworden van 438 bladzijden, met o.a. ook de historiek over
elk onderwerp. Zo werden bv. nog de (niet nader omschreven) werken uit 1941 van
- Daem (6.000 fr.) en de 'pédales separies' uit 1946 door J. Reygaert herontdekt.
Het Beheersplan werd eind 2019 goedgekeurd door de bevoegde instanties. In het
dossier van de orgeldeskundige en de toelatingsaanvraag van de kerkfabriek van
januari 2020 - die uiteindelijk door het Agentschap Onroerend Erfgoed in mei ‘20
werden goedgekeurd – werd er nog de volgende motivatie toegevoegd om voor
conservatie te kiezen en het pedaalklavier, en de bijhorende ruime repertoirekeuze,
dus te kunnen behouden:
'Dat deze ruimere repertoirekeuze – en dus uiteraard ook het toegevoegde
zelfstandig pedaalwerk dat dit mogelijk maakt – belangrijk en waardevol is, kan
geïllustreerd en bevestigd worden door bijvoorbeeld de genomen optie van de
restauratie van het orgel van de basiliek van Tongeren (Le Picard-orgel van 1750).
Zo vermeldt het orgeltijdschrift Orgelkunst in deze context over deze restauratie:
"Van bij de aanvang van het project werd geopteerd voor de toevoeging van een
zelfstandig pedaal in een nieuw te bouwen kast achter het Hoofdwerk. Deze
vrijblijvende, eigentijdse toevoeging (9 registers) zal de repertoirekeuze op het
instrument beduidend verruimen waardoor men zich niet zal moeten beperken tot de
Frans-klassieke literatuur." '
Er werd eigenlijk oorspronkelijk van het idee vertrokken - budgetmatig - om het unitregister
Fluit 8’, Fluit 4’, Octaaf ‘2 in het pedaalwerk van Loncke te vervangen door
Bazuin 16’, Trompet 8’, Hoorn 4’. Er werden in oktober 2018 een 3-tal offertes
aangevraagd (bij De Munck-Claessens, R. Nijsse en P. Andriessen) en aangezien in
de offerte van De Munck-Claessens bleek dat het slechts 2.500 euro duurder was om
de 3 tongwerken op een nieuwe aanvullende windlade te plaatsen (eveneens als
unit-register), met behoud dus van alle bestaande pedaalregisters, werd er eind 2018
al voor deze optie gekozen. De werken – inclusief de reiniging van het orgel en de
egalisatie van de intonatie van het pijpwerk – werden dan uiteindelijk toegewezen
aan De Munck-Claessens in september 2020.
Om de karakters van de verschillende toonsoorten opnieuw beter te laten uitkomen,
werd er – na overleg tussen de orgeldeskundige en de orgelbouwer – beslist om de
gelijkzwevende stemming die door Loncke werd toegepast, aan te passen naar
Neidhardt III-stemming (1724). Deze 2 stemmingen liggen vrij dicht bij elkaar, zodat
de huidige afmetingen van het pijpwerk zeker niet dienden aangepast te worden.
Voor wat betreft de tincorrosie werd er geopteerd om voorlopig nog niets te doen,
aangezien er blijkbaar nog te weinig geweten is over mogelijke oplossingen en aangezien
de situatie momenteel vrij stabiel blijft. Tin kan blijkbaar slecht tegen het overschrijden
van de grens van 13 graden, zowel stijgend als dalend. Het wordt dan wat
onstabiel. Vroeger, toen kerken nog niet verwarmd konden worden, daalde de temperatuur
tijdens de herfst onder de 13 graden en kwam daar tot in de lente niet (of
bijna niet) meer boven. De laatste 50-60 jaar wordt die 13-graden-grens, door het
verwarmen, wekelijks overschreden (soms meerdere keren per week) en dat kan dus
een van de belangrijke oorzaken zijn van de tinproblemen die zich her en der de laatste
tientallen jaar hebben gemanifesteerd... Vandaar dat men in de 3 kerken in Zulte
heeft beslist om een minimumtemperatuur van 14 graden te hanteren in de kerk. Dat
komt trouwens ook de rest van het waardevolle, historische patrimonium ten goede.
Het Beheersplan is – na het raadplegen van o.a. alle kerkarchieven – een bijzonder
gedetailleerd document geworden van 438 bladzijden, met o.a. ook de historiek over
elk onderwerp. Zo werden bv. nog de (niet nader omschreven) werken uit 1941 van
- Daem (6.000 fr.) en de 'pédales separies' uit 1946 door J. Reygaert herontdekt.
Het Beheersplan werd eind 2019 goedgekeurd door de bevoegde instanties. In het
dossier van de orgeldeskundige en de toelatingsaanvraag van de kerkfabriek van
januari 2020 - die uiteindelijk door het Agentschap Onroerend Erfgoed in mei ‘20
werden goedgekeurd – werd er nog de volgende motivatie toegevoegd om voor
conservatie te kiezen en het pedaalklavier, en de bijhorende ruime repertoirekeuze,
dus te kunnen behouden:
'Dat deze ruimere repertoirekeuze – en dus uiteraard ook het toegevoegde
zelfstandig pedaalwerk dat dit mogelijk maakt – belangrijk en waardevol is, kan
geïllustreerd en bevestigd worden door bijvoorbeeld de genomen optie van de
restauratie van het orgel van de basiliek van Tongeren (Le Picard-orgel van 1750).
Zo vermeldt het orgeltijdschrift Orgelkunst in deze context over deze restauratie:
"Van bij de aanvang van het project werd geopteerd voor de toevoeging van een
zelfstandig pedaal in een nieuw te bouwen kast achter het Hoofdwerk. Deze
vrijblijvende, eigentijdse toevoeging (9 registers) zal de repertoirekeuze op het
instrument beduidend verruimen waardoor men zich niet zal moeten beperken tot de
Frans-klassieke literatuur." '
Er werd eigenlijk oorspronkelijk van het idee vertrokken - budgetmatig - om het unitregister
Fluit 8’, Fluit 4’, Octaaf ‘2 in het pedaalwerk van Loncke te vervangen door
Bazuin 16’, Trompet 8’, Hoorn 4’. Er werden in oktober 2018 een 3-tal offertes
aangevraagd (bij De Munck-Claessens, R. Nijsse en P. Andriessen) en aangezien in
de offerte van De Munck-Claessens bleek dat het slechts 2.500 euro duurder was om
de 3 tongwerken op een nieuwe aanvullende windlade te plaatsen (eveneens als
unit-register), met behoud dus van alle bestaande pedaalregisters, werd er eind 2018
al voor deze optie gekozen. De werken – inclusief de reiniging van het orgel en de
egalisatie van de intonatie van het pijpwerk – werden dan uiteindelijk toegewezen
aan De Munck-Claessens in september 2020.
Om de karakters van de verschillende toonsoorten opnieuw beter te laten uitkomen,
werd er – na overleg tussen de orgeldeskundige en de orgelbouwer – beslist om de
gelijkzwevende stemming die door Loncke werd toegepast, aan te passen naar
Neidhardt III-stemming (1724). Deze 2 stemmingen liggen vrij dicht bij elkaar, zodat
de huidige afmetingen van het pijpwerk zeker niet dienden aangepast te worden.
Voor wat betreft de tincorrosie werd er geopteerd om voorlopig nog niets te doen,
aangezien er blijkbaar nog te weinig geweten is over mogelijke oplossingen en aangezien
de situatie momenteel vrij stabiel blijft. Tin kan blijkbaar slecht tegen het overschrijden
van de grens van 13 graden, zowel stijgend als dalend. Het wordt dan wat
onstabiel. Vroeger, toen kerken nog niet verwarmd konden worden, daalde de temperatuur
tijdens de herfst onder de 13 graden en kwam daar tot in de lente niet (of
bijna niet) meer boven. De laatste 50-60 jaar wordt die 13-graden-grens, door het
verwarmen, wekelijks overschreden (soms meerdere keren per week) en dat kan dus
een van de belangrijke oorzaken zijn van de tinproblemen die zich her en der de laatste
tientallen jaar hebben gemanifesteerd... Vandaar dat men in de 3 kerken in Zulte
heeft beslist om een minimumtemperatuur van 14 graden te hanteren in de kerk. Dat
komt trouwens ook de rest van het waardevolle, historische patrimonium ten goede.
Huidige dispositie sedert Loncke, 1962
56 toetsen (C-g3), a1 = 429 Hz
De oorspronkelijke Franse registernamen van Cacheux werden door Loncke omgezet naar
Nederlandstalige benamingen.
De registers die geen Cacheux-pijpwerk – of gedeeltes ervan – bevatten, zijn cursief gezet.
Meer gedetailleerde historiek over het orgel kan geraadpleegd worden in een uitgave van de
Geschied- en Heemkundige kring van Zulte, jaargang 2006-2007
Filip Amerlinck
______________________________________
Organisatie: Kerkfabriek Sint-Michiel, Cornelius en Ghislenuskerk, Machelen